De gemodelleerde diktes van de aquifers zijn bruto waarden. Dit betekent dat de diepte van de basis afgetrokken is van die van de top. Hoewel alleen lagen zijn gemodelleerd waarvan bekend is dat ze voor een aanzienlijk deel uit zand(steen) bestaan, bestaan alle aquifers ook in meer of mindere mate uit lagen met een permeabiliteit die zo laag is dat ze niet of nauwelijks bijdragen aan de productie van water. Deze lagen bestaan vaak uit klei(steen). Voor een correcte berekening van het geothermisch potentieel moet de bruto dikte van de aquifer gecorrigeerd worden voor de lagen die niet bijdragen aan de productie. Dit wordt gedaan door de bruto dikte te vermenigvuldigen met het percentage van de totale laagdikte die wel bijdraagt aan de productie. Dit percentage wordt de netto-brutoverhouding genoemd of N/G (net-to-gross). Verondersteld wordt hierbij dat de gemiddelde aquiferpermeabiliteit ook berekend is over de netto reservoirdikte. Een gelijk resultaat wordt overigens behaald als de bruto dikte wordt gebruikt in combinatie met de gemiddelde aquiferpermeabiliteit van de bruto reservoirdikte.
Per boring en per aquifer zijn netto-brutoverhoudingen berekend op basis van waarden van de gamma ray log, met behulp van een machine learning algoritme dat getraind wordt met petrofysisch bepaalde netto-brutoverhoudingen (Vrijlandt et al. 2022).
Van de per boring en per aquifer bepaalde netto-brutoverhoudingen zijn kaarten gemaakt met behulp van Kriging.