De kosten van het produceren van geothermische warmte worden berekend met een contantewaarde-model (discounted cashflow model). Er wordt vanuit gegaan dat de investering in 15 jaar moet worden terugverdiend - dit is ook de looptijd van de SDE-regeling. Het economisch model maakt gebruik van een aantal parameters (Tabel 4).
De CAPEX bestaat uit putkosten en overige (installatie)kosten. De putkosten zijn diepte-afhankelijk en worden bepaald met de volgende formule:
boring CAPEX [€] = 250000 + 700 x diepte + 0.2 x diepte²
De diepte is along-hole. Deze wordt berekend uit de 'true vertical' diepte, de stepout van de boringen en een krommings-constante (curvature). De put-CAPEX wordt geschaald met een factor 1.5. Andere bestanddelen van de CAPEX-berekening zijn constante (3 M€) en variabele kosten (300 €/kW). De post onvoorzien is 15%.
De OPEX hangt af van het vermogen van de installatie (100 €/kW) en de hoeveelheid geproduceerde energie (19 €ct/kWh). Los hiervan worden de kosten van de elektriciteit voor het aandrijven van de pomp berekend.
Het contantewaarde-model berekent de kostprijs per (warmte)energie-eenheid (€ct/kWh).
Vervolgens wordt de economische potentie berekend door deze kostprijs te vergelijken met een referentieprijs. Deze referentieprijs is 5.1 €ct/kWh, overeenkomstig het SDE-bedrag voor geothermie (gelijk aan 51 €/MWh, status 2021). Voor doubletten dieper dan 4000m geldt een andere categorie (SDE-regelgeving) en wordt vergeleken met 6.5 €ct/kWh (65 €/MWh, status 2020). Dit levert de volgende klassen op:
- unknown: P10 kostprijs > referentieprijs (grijs)
- indication: P10 kostprijs < referentieprijs (geel)
- moderate: P30 kostprijs < referentieprijs (lichtgroen)
- good: P50 kostprijs < referentieprijs (donkergroen)
De hoogte van het SDE++-basisbedrag bepaalt sterk hoe de economische overzichtskaart eruit ziet. Wanneer de kosten van concurrerende energiebronnen hoger worden, zoals in 2022 de gasprijs, wordt geothermie relatief aantrekkelijker. Er is daarom een scenario uitgerekend waarbij het basisbedrag is verdubbeld. Hierbij zijn de CAPEX en OPEX gelijk gehouden. In principe is dit niet realistisch, want door de hoge energieprijs wordt bijvoorbeeld ook de electriciteit die nodig is voor de ESP hoger. Ook de kosten van benodige materialen zoals staal etc. worden waarschijnlijk hoger. De onderstaande kaart die de economische potentie bij 100 €/MWh toont dient daarom ook alleen ter illustratie van de invloed die het basisbedrag heeft op het kaartbeeld.